Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Een tijdje geleden hoorde ik terloops op de radio een interview met enkele sporters. De interviewer vroeg: wat neem jij mee naar de wedstrijd om rust te krijgen? De één nam een oude teddybeer mee, de ander een foto van zijn eerste jeugdteam van vroeger. En een derde persoon zei: Ik neem niks mee, heb vertrouwen in mezelf. Ook zijn er mensen die een poppetje, een mascotte in hun auto hangen, waar ze waarde aan hechten. Zonder die mascotte krijg ik misschien een ongeluk. En weer een ander heeft een boeddha-beeld in z’n tuin staan. Ook zijn er veel mensen die foto’s van hun politiek leider in optochten meedragen, m.n. in Zuid-Amerika (Bosenaro-aanhangers in Brazilië), in Oost-Europa (Poetin-aanhangers) en in Azië (de Thaise koning).
En wij kijken graag naar een foto van opa of oma, vader of moeder, de kinderen of kleinkinderen. En we hebben vaak een foto van onze vriendin, vriend, man of vrouw op ons mobieltje. Daardoor worden we wat blijer. Het is of mensen dan dichterbij zijn. Nu, dat is de reden waarom we in veel godsdiensten beelden en afbeeldingen tegenkomen: in het boeddhisme, hindoeïsme en in allerlei stamgodsdiensten. Want mensen willen graag hun goden zien, dan zij ze dichtbij hen, dan denken ze meer aan hen. Maar dan kun je ook gemakkelijk een stap verder gaan: bij het beeld van jouw god, denk je dan niet alleen aan die god, maar kun je ook gaan denken dat er iets van die God zelf in dat beeld zit. Dat beeld is dan bv. geladen met goddelijke kracht.
Het verlangen om God dichtbij je te hebben, om iets zichtbaars te hebben, een beeld, leefde ook bij het volk Israël. Dat was ook geen wonder want in alle omliggende landen van Israël wemelde het van de afgodsbeelden. In Egypte, waar de Israëlieten 400 jaar hadden gewoond, had je afgodsbeelden van een mensenlichaam met een kop van een adelaar of een koe. In Kanaän, het land waar het volk Israël naar toe reisde, had je Asjera’s, heilige houten palen van de vruchtbaarheidsgodin, waarvoor men boog.
En denk ook aan Jacobs vrouw Rachel, die voordat zij naar Kanaän vluchtten de afgodsbeeldjes (terafim) van haar vader Laban meenam (Gen.31). En laten we eerlijk zijn, niet alleen het volk Israël verlangde God dichtbij zich te hebben, dat verlangen proef ik ook onder christenen. In hoeveel gesprekskringen en catechisatiegroepen hoor ik niet zeggen: “Ik wou dat ik een foto van God had, dan kon ik Hem beter voorstellen.”
Maar we hebben geen foto van God of een beeld van God. En dat mogen we ook niet maken. En kunnen we ook niet, want God is veel groter dan wij ooit kunnen bidden of beseffen. God is de gans Andere. We kunnen Hem niet uittekenen of in een beeld vastleggen, geboetseerd door mensenhanden. Wel lezen we in de Bijbel over Gods handen, ogen en oren. Bv.: “Mijn oog is op u”, zegt God in Psalm 32:8. En: “Ik heb jullie hulpgeroep gehoord.” (Ex.3). Maar dat God hoort en ziet en spreekt, betekent niet dat God eruit ziet als een mens.Hij is Onvoorstelbaar, Onzichtbaar, Onbegrijpelijk, maar ook Oneindig.
Daarom zegt God in het 2 e gebod tot Israël en tot ons: “Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hierboven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want Ik, de Heer, duld geen andere goden naast mij.
Duidelijk taal.
En omdat God dit zo belangrijk vindt, waarschuwt hij de ouders dit gebod serieus te nemen, en in het gezin geen beelden te vereren, anders gaan de kinderen het overnemen, en moeten zij er nog voor boeten. De Here God is helder: je kunt geen beeld van Hem maken, en dat vereren. Want God is zoveel groter en machtiger.
Mozes krijgt dit 2 e gebod en de andere geboden van God te horen op de berg Sinaï. De Sinaï was toen helemaal in rook gehuld (Ex.20). Mozes vertelt daarna al die geboden die de Heer gegeven had aan het volk. En het volk verklaarde toen eenstemmig (Ex.24:3): “wij zullen ons houden aan de geboden van de Heer.”
Daarna gaat Mozes opnieuw de berg op, en krijgt hij van God de 2 stenen platen, waarop God de geboden had geschreven. Het volk moet dan 40 dagen en nachten wachten tot Mozes weer beneden komt (Ex.24). Israël vindt het maar moeilijk om daar in de woestijn God te dienen zonder godenbeeld. En het duurt zo lang voordat Mozes terugkomt. En dan eisen ze van Aäron (Mozes’ hulp en broer): “Maak voor ons een god (een tastbaar beeld), een beeld dat met ons mee kan gaan in de woestijn.” (Ex.32) Aäron gaat overstag en zegt: “Neem de gouden oorringen van uw vrouwen, zonen en dochters af, dan smelt ik ze om tot een gouden stierkalf.” Allemaal hadden ze hun gouden oorringen ervoor over. Zo belangrijk vonden ze een beeld!
Even later boog heel het volk voor het gouden kalf en vierden ze uitbundig feest. De Heer was toen woedend op het volk, dat zich toen al niet kon houden aan dit 2e gebod. Ook Mozes was laaiend, maar hij pleit, ondanks deze zonde, voor het volk. Door de hele Bijbel heen maakt God ons duidelijk dat wij Zijn grootheid miskennen als wij een beeld van Hem gaan maken. De profeet Jesaja wrijft dat het volk Israël ook nog eens in de ogen, toen het in ballingschap (gevangenschap) was in Babel, rond 550 voor Chr., ver van hun moederland.
Jesaja vertelt in hoofdstuk 44 over iemand die een paar prachtige bomen heeft gekapt (ceders of pijnbomen of eiken). De ene helft van het hout gebruikt die man als brandhout, om vlees mee te braden. Van de andere helft van het hout maakt hij een godenbeeld. En voor dat beeld knielt hij en bidt hij: redt mij! Jesaja maakt duidelijk: zo werkt het niet, dat houten beeld is geen god. De mensen begrijpen het niet, hun ogen zijn dichtgeplakt, ze buigen voor een blok hout. Ze buigen voor niks.
Maar nu moeten wij niet denken dat wij, christenen, meer zijn dan Israël. Wij zullen waarschijnlijk niet zo gauw een godenbeeld fabriceren. Maar in ons hart hebben wij ook allemaal onze denkbeelden van God. De één ziet God als een oude strenge Man met een lange baard.
De ander ziet Hem als Vriend, als Bondgenoot, die altijd voor jou kiest. Weer een ander denkt dat God een ‘lieve’ God is, die geen mens kwaad doet en de zonden vergeeft. En een volgende denkt bij God aan een boze Rechter, die je zomaar kan straffen. Allemaal zijn het beperkte, eenzijdige denkbeelden van God.
Maar hoe kom ik er dan achter wie God is en hoe Hij gediend moet worden? In ieder geval niet door een beeld. En dat zal ook niet lukken want, zegt Johannes: niemand heeft ooit God gezien (1:18). En toch is Hij niet ver van ons, is Hij heel dichtbij, want God spreekt tot ons door Zijn Woord, door de Bijbel.
Via de Bijbel komen we erachter wie God is en hoe we Hem kunnen dienen. En dan denk ik aan die woorden die we net hoorden uit Kolossenzen 1:15.
- Paulus zegt daar: het beeld van God, de onzichtbare, is Jezus, Gods geliefde Zoon. Wil je weten wie God is, kijk dan naar Jezus. (Jezus, die alles gegeven voor ons, ons verlost).
- “Niemand heeft ooit God gezien, maar door de enige Zoon leer je Hem kennen” (Joh.1:18).
- En Hebr.1:3 zegt: In Jezus schittert Gods luister. Dus: in Jezus zie je Gods grootheid.
Prachtig.
En deze Jezus ontmoet dan in het Samaritaanse land bij die bron die Samaritaanse vrouw. Samaritanen telden niet mee, en deze vrouw had ook nog 5 mannen gehad, ze werd door iedereen veracht (Joh.4). Maar Jezus zegt dan tegen haar: Ik geef jou levend water, waardoor je nooit geen dorst meer krijgt, en je eeuwig leven krijgt. En dan zegt Jezus: God (mijn hemelse Vader) is Geest. Jezus maakt duidelijk: vrouw, je kunt mijn hemelse Vader aanbidden door de Heilige; Geest. Je hoeft daarvoor niet naar het heiligdom van de Samaritanen te gaan. Nee, God kun je ontmoeten, God kun je aanbidden door de Heilige Geest. Laat de Geest toe in je hart en God is dichtbij je, is in je.
Nee, door een beeld leren we God niet kennen. En dat mogen we ook niet voor Hem oprichten. Wel leren we God kennen in de Bijbel, in Jezus zijn Zoon en door zijn Heilige Geest in ons.
Tenslotte, religieuze beeldende kunst, is dat dan verkeerd? Nee, dat kunnen we op grond van de Bijbel niet zeggen. De tabernakel (zeg maar de mobiele tempel) en de tempel zelf waren vol versieringen van bloemenkelken, leeuwen en engelen (Ex. 25, 1Kon.10). En de beelden van heiligen in de Rooms Katholieke kerk dan, en van Maria en de crucifixen van Jezus dan? En de iconen in de Oosters Orthodoxe kerk dan? Hoewel wij ons daar minder bij thuis voelen (althans ik), zou ik voorzichtig willen zeggen: zolang het een eerbewijs is aan God en aan Jezus zou het kunnen. Echter als we iets van dat beeld gaan verwachten (wat vaak gebeurt), of als we denken dat ons gebed dan krachtiger zou zijn, gaan we, Bijbels gezien, te ver. Dus doe het maar niet. Nee, verwacht het niet van beelden. Eer ze niet.
Verwacht het van God, die zich bekend maakt in zijn rijke Woord, die onder ons mensen was in zijn Zoon Jezus Christus, en Zijn bloed voor ons heeft gegeven, die in ons is door Zijn Heilige Geest. Aanbid alleen de Drie-enige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Dat is genoeg.
Amen.